Om vrijdag heb ik met mijn moeder boodschappen gedaan. Daarna heb ik het avondeten gekookt. Om zaterdag ben ik thuis gebleven. Ik heb de huis schoongemaakt en ik heb een boek gelezen. Om zaterdag ’s morgens heb ik naar de verjaardagsfeest van mi nicht gegaan. ’s Avond hebben we bezoek van familie gehad.
1